banner camera © auteur ”Kaat Maes”

Hoe fotograferen?



camera obscura
De werking van een camera obscura

Eenmaal je een fototoestel in je handen hebt, vraag je je waarschijnlijk af hoe je het nu juist moet gebruiken. Wat zijn al die verschillende knopjes? Ik hoor mensen wel eens praten of de sluitertijd en het diafragma, waar hebben ze het nu juist over? Om al deze vragen te beantwoorden, kunnen we best eerst even bij een andere en heel belangrijke vraag stilstaan: wat is fotografie?

Fotograferen betekend eigenlijk letterlijk ‘schrijven’ met licht. Het hele idee rond fotografie komt van de ‘camera obscura’, een donkere, lichtdichte kamer waarin een van de wanden een minuscuul gaatje geboord is. Door dit gaatje werd dan een omgekeerd beeld van de buitenomgeving op de tegenoverliggende muur geprojecteerd. Dit idee werd dan later in een kleinere versie gegoten, waardoor de eerste camera ontstond. Het beeld dat zo’n camera obscura weergaf, was eigenlijk niet scherp genoeg. Om dat probleem te verhelpen zijn ze beginnen te werken met verschillende lenzen en zo is de camera die wij vandaag de dag kennen ontstaan.


Lichthoeveelheid


Met de camera obscura en de hoeveelheid lenzen die ze hadden gemaakt, konden ze natuurlijk al erg veel. Er trad echter al snel een probleem op. Als men op een zonnige dag een foto wilden trekken, gebeurde het wel eens dat er veel te veel licht in de camera was binnengekomen en de foto dus niet goed was van kwaliteit. Een foto die op een bewolkte dag getrokken werd, had dan weer het omgekeerde aan de hand. Op zo’n dag kam er veel te weinig licht binnen waardoor de foto wederom niet goed was van kwaliteit.

Om je lichtgevoeligheid aan te passen, kan je best werken met het diafragma en de sluitertijd. Tegenwoordig is de belichtingsmeter die in de camera is ingebouwd, namelijk gekoppeld aan het diafragma en de sluitertijd. Wat dit juist inhoud is eigenlijk erg makkelijk uit te leggen: het diafragma bepaalt hoeveel licht er op de film komt en de sluitertijd bepaalt hoelang dat licht op diezelfde film komt te staan. Waarschijnlijk zegt dit nog niet erg veel, maar hier gaan we later verder op in.


Belangrijkste onderdelen van een camera


De zoeker en het LCD-scherm

camera met lcd scherm en zoeker
Een camera met een LCD-scherm en een zoeker.

De meeste digitale camera’s hebben een lcd-scherm waarop je je foto onmiddellijk kan controleren van zodra hij getrokken is. De meeste mensen kijken ook naar dat scherm op het moment dat ze de foto trekken, maar dat is niet altijd een goed idee. Als de zon schijnt en er veel licht op het scherm valt, moet je namelijk gaan raden of je foto wel goed gekadreerd is. Een tweede negatief punt is dat een lcd-scherm erg veel batterijen verbruikt en je camera dus minder lang zal meegaan. Een gouden tip is dus om in plaatje van je lcd-scherm, de zoeker te gebruiken als je foto’s neemt. De zoeker is het kleine ‘venstertje’ waar je door kan kijken als je een foto neemt. Met een zoeker kan je even goed bepalen waar je foto komt te staan als met je lcd-scherm, soms werkt het zelfs veel beter omdat je met de zoeker de belangrijkste instellingen voor scherpstelling en belichting kan regelen.

Er zijn twee soorten zoekers:

  • Paralax-zoeker voor kleine digitale camera’s. Deze zoeker noemt men ook wel een evenwijdige zoeker omdat deze evenwijdig staat aan de lens van je camera.
  • Spiegelreflex-zoeker is de zoeker voor de grotere camera’s. Hierbij kijk je echt door de lens waardoor je altijd een volledig juist beeld zal krijgen.

De sluiter

Zoals al eerder uitgelegd, is de sluiter het onderdeel van de camera dat licht binnenlaat. De sluiter zelf is een soort klepje dat gedurende een bepaalde tijd open gaat om licht binnen te laten en het regelt tevens de snelheid waarmee het licht op de film valt. Naast de tijd waarin het ligt naar binnen mag vallen, regelt het ook de bewegingsonscherpte.

De sluitertijd wordt ingesteld volgens een internationale afgesproken reeks:

1 – 2 – 4 – 8 – 15 – 30 – 60 – 125 – 250 – 500 – 1000 – 2000 – 4000 – 8000

Let er wel op dat deze waarden niet in seconden zijn. Als je de waarden toch in seconden wil verkrijgen, moet je een 1/ voor het getal zetten. Zo staat de 250 dus voor 1/250 seconden, 500 voor 1/500 seconden enz. Hoe groter het getal is, hoe korte de sluitertijd is en hoe lager een getal is, hoe langer de sluitertijd is. Zoals je kan zien is elke stap groter een halvering van de sluitertijd terwijl elke stap lager een verdubbeling is.

Zorg ervoor dat je sluitertijd niet te lang is. Een lange sluitertijd zorgt er niet alleen voor dat het totale beeld onscherp zal zijn, maar ook een bewegend voorwerp, zoals een rijdende auto, zal als een waas op de foto verschijnen. Een lange sluitertijd kan gebruikt worden als je beweging en actie wilt suggereren. Zo kan je bij een vuurwerk de lichtsporen mooi op beeld krijgen met een lange sluitertijd.

Het diafragma

Het diafragma is de opening in de lens waar licht naar binnen komt. Je kan de hoeveelheid licht dat naar binnenkomt bepalen door deze opening te wijzigen. Het diafragma regelt dus de lichthoeveelheid en de scherptediepte. Als je een grote scherptediepte wilt hebben, gebruik je een kleine diafragmaopening. Een grote diafragmaopening gebruik je dan weer als je een kleine scherptediepte wilt hebben.

Het diafragma getal wordt ingesteld volgens een internationaal vastgelegde reeks, de zogenaamde f-stops:

F1 – 1.4 – 2 – 2.8 – 4 – 5.6 – 8 – 11 – 16 – 22 – 32 – 45 – 64 – 90 – 128

Een groter getal zorgt voor een kleinere opening en een kleiner getal zorgt voor een grotere opening. Als de opening 1 stop vergroot wordt (bijvoorbeeld van 5.6 naar 4), dan verdubbel je de hoeveelheid ligt. Het is dus logisch dat als je de opening met 1 stop verkleind, dat je de hoeveelheid ligt halveert.

De lens

Een van de belangrijkste onderdelen van je camera is toch wel de lens. Het is van belang dat je meteen een goede lens koopt. Heel goedkopen lenzen kunnen het beeld dat je trekt vervormen, dus kan je best wat geld opzij schuiven om direct een goede lens te kopen. Bij een compact camera hoef je je echter niet veel zorgen te maken aangezien daar al een lens is bij ingebouwd, maar als je denkt aan een speigelreflex camera, raden we je aan om er goed over na te denken en in verschillende winkels te gaan vergelijken.

Een lens laat het licht door en concentreert zich op een vaste afstand van de lens, het brandpunt. Een camera kan heeft meestal een lens met een heel lenzenstel zodat je kan zoomen om de brandpuntsafstand te laten variëren. Zowel het zoomen als het scherpstellen gebeurt door de verschillende lenzen ten opzichte van elkaar te plaatsen, zodat de lichtstralen anders afgebogen worden. Dit alles gebeurt door gewoon op een knipje te drukken of aan je lens te draaien.

Meer uitleg over de verschillende soorten lenzen vind je terug onder het kopje accessoires.


De juiste instelling


Witbalans

foute witbalans goede witbalans
Een foute witbalans (links) en een goede witbalans

Bij de meeste camera’s is de kleurweergave en de balans het mooist als je buiten in het zonlicht gaat fotograferen. Het natuurlijke licht zorgt altijd voor mooie effecten dat een kunstlicht nooit zou kunnen bereiken. Elk soort licht creëert een ander soort effect dat je met het blote oog niet altijd kan weernemen, maar een camera kan dit wel. Onze hersenen zetten de kleurbalans automatisch om in een “normaal” beeld, maar een camera kan dit niet zomaar. Als je bijvoorbeeld een foto trekt in het licht van een gloeilamp, krijg je een oranjeachtige gloed terwijl TL-lampen en spaarlampen eerder een groenachtig schijnsel verspreiden.

Een camera geeft je meestal een aantal witbalansinstellingen, waaronder een automatische. In verschillende situaties geeft zo’n automatische lichtbalans een mooi beeld, maar er zijn genoeg momenten waarin het ook vieze kleuren oplevert. Hoe dit komt? Bij een automatische instelling gaat de camera ervanuit dat er geen overheersende kleur in beeld komt. Als dit wel het geval is, gaat hij de kleuren overcompenseren waardoor je een vreemde kleurzweem krijgt.

De witbalansinstellingen worden op je camera door logische symbooltjes weergegeven:

  • Zonnetje voor het fotograferen in zonlicht
  • Wolkje voor als het bewolkt is buiten
  • Het flitssymbool is om te fotograferen met een flitser.
  • Het huisje met de schaduw is bedoeld om op een zonnige dag in de schaduw te fotograferen
  • Het lampsymbool staat voor fotograferen bij kunstlicht. Hier komen foto’s die getrokken zijn bij hallogeen licht het meest tot zijn recht.
  • Een andere instelling om te fotograferen bij kunstlicht, is de lichtgevende staaf. Deze instelling gebruik je meestal bij het fotograferen in het licht van spaar- en TL-lampen.

Natuurlijk kan je als een echte perfectionist de witbalans ook handmatig instellen, al is het zo een stuk moeilijk om de juiste balans te vinden. Je kan je camera bijvoorbeeld vertellen dat een neutraal grijs vlak als wit of grijs moet worden weergeven. Als je dit doet, zullen de andere kleuren zich ook perfect aanpassen en goed weergeven worden. Dit vereist echter oefening en het kan een hele tijd duren voordat je gevonden hebt hoe je zelf de perfecte balans kan samenstellen.

Automatische belichting

Elke camera heeft tegenwoordig wel een aantal automatische instellingen om de belichting aan te passen en het de gebruiker zo makkelijk mogelijk te maken. Sommige van deze instellingen spreken voor zich terwijl anderen misschien wat uitleg nodig hebben:

  • Auto: Hiermee wordt de camera, zoals de naam zelf al zegt, helemaal automatisch gestuurd. Hij neemt zelf de beslissingen en gaat ook over de witbalansinstellingen. In deze modus kan je weinig aanpassingen maken en als de foto er toch niet goed uit ziet, kan je beter overgaan naar een andere modus.
  • Portret: De camera verondersteld dat je een gezicht gaat fotograferen en zal alle parameters zo optimaal mogelijk instellen. Het onderwerp gaat in deze modus scherper worden terwijl de achtergrond vaag wordt gemaakt.
  • Landschap: De camera gaat een langere sluitertijd krijgen omdat er in een landschap meestal geen bewegende dingen voorkomen die voor een wazige vlek op je foto kunnen zorgen. Het is dus een goed idee om met een statief en een stevige ondergrond te werken zodat je camera niet per ongeluk beweegt en de foto verpest wordt.
  • Nachtopname: Deze modus is bedoeld om mensen bij valavond of ’s nachts te fotograferen. Zoals je al wel kan raden, heb je hiervoor een flitser nodig. De personen op de voorgrond gaan verlicht worden door de flits terwijl de achtergrond wordt opgelicht door een iets langere sluitertijd. Hier plaats je de camera ook beter op een statief en zet je hem op een vaste ondergrond.
  • Macro: De camera zal zichzelf zo instellen dat je onderwerpen van dichtbij kan fotograferen. De flits wordt bij deze modus het best uitgeschakeld.
  • Stitch: Niet alle camera’s hebben deze functie. Het principe is eigenlijk dat de beelden die je trekt, worden gemarkeerd en dat je ze later via software makkelijk aan elkaar kan maken zodat je als het ware een panoramafoto verkrijgt.

Semiautomatische belichting

Zoals je al kan raden als je de naam leest, kan je hier zelf een deel van de belichting instellen. De camera zelf doet ook nog wel wat, maar het is de bedoeling dat je zelf bepaalde parameters gaat instellen. Het lichtsysteem van een camera is standaard ingesteld om rekening te houden met het licht dat verspreid zit over het beeld. Met een deelmeting kan je zelf kiezen welk deel van de foto juist belicht moet worden.

Hier volgen een aantal belichtingsstanden die je kan gebruiken als je de semiautomatische belichting gebruikt:

  • P: Bij deze modus regelt de camera het diafragma en de sluitertijd, maar kan je zelf de witbalans instellen.
  • Tv: Hier kies jij de sluitertijd en zal de camera het bijpassende diafragma uitzoeken. Voor onderwerpen die snel bewegen, kan je best een zo kort mogelijke sluitertijd uitkiezen, anders gaan de beelden wazig worden.
  • Av: Dit is precies het omgekeerde van Tv. In plaats van de sluitertijd, bepaal jij het diafragma en zoekt de camera de juiste sluitertijd uit. Als je het diafragma helemaal openstelt, zal het onderwerp scherp weergeven worden samen met een klein gebied dat voor je onderwerp ligt en een dubbel zo groot gebied dat erachter ligt. Hoe kleiner je je diafragma instelt, hoe groter het gebied dat scherp weergeven gaat worden.
  • M: Als je echt zelf alles in de hand wil hebben, kan je kiezen voor deze modus. Hier bepaal je zelf het diafragma en de sluitertijd.

Scherpstellen

De autofocussystemen op een compacte camera hebben vaak erg veel last van een trage scherpstelling. Eerst en vooral moet je je zoeker op je onderwerp richten om daarna de ontspanner, het knopje waar je op duwt om een foto te maken, half in te drukken zodat de camera kan scherpstellen. De meeste camera’s laten een geluidje horen als ze klaar zijn met scherpstellen en dan pas kan je een foto nemen. Spijtig genoeg is het spontane moment dan allang voorbij, zeker als het om spelende kinderen of huisdieren gaat. Het beste wat je kan doen als je in de situatie zit, is de zoeker richten op de plek waar ze naartoe zouden gaan en dan de ontspanner al half in te drukken zodat je geen kostbare tijd verliest. Als je onderwerp dan op die plaats komt, kan je sneller een foto maken.

Zoomen

Een andere factor die de scherpstelling beïnvloedt, is het gebruik van een groothoeklens of het telebereik van je zoomobjectief. Bij het gebruik van een groothoeklens is de scherptediepte veel groter dan bij het gebruik van een automatische teleinstelling. Hoe meer je inzoomt, hoe minder ruimte er voor en achter je object scherp zal worden weergeven. Pas echter op met de digitale zoom. Hiermee wordt namelijk niet echt gezoomd, maar wordt er softwarematig slechts en deel van je beeld gebruikt met een flink kwaliteitsverlies als gevolg. Je kan dit vergelijken met het uitknippen van een fragmentje uit een beeld en dan vergroten.

camera lens1 lens2 lens3